Het Weesper Spookverhaal

Omdat in de Weesper geschiedenis steeds het verhaal opdook dat het in vroeger eeuwen spookte bij de stadspomp aan de Grobbe, bedacht stads chroniqueur Jac. Salomons in de jaren zeventig dit spookverhaal. Jacob Salomons (1908-1993)schreef in die tijd in ‘de Nieuwe Weesper’ over de geschiedenis van Weesp. Een deel van zijn artikelen werd in 1982 gebundeld in de uitgave ‘Schetsen uit de geschiedenis van Weesp’. Voor zijn vele verdiensten werd Salomons benoemd tot Ereburger van Weesp. Bijgaand artikel is een verkorte versie van het verhaal ‘Een spookvertelling uit Weesp’.

door Jac. Salomons. Opnieuw opgeschreven door de Historische Kring Weesp in 2015

Net als andere stadjes heeft ook Weesp een plek waar het vroeger spookte. Dat was bij de stadspomp die in de Nieuwstraat aan het begin van de Sleutelsteeg stond.

De hoofdrol in dit spookverhaal is weggelegd voor het naastgelegen pand waarin Stoute Schoenen is gevestigd. De pomp verdween toen Weesp in 1907 waterleiding kreeg.

‘In het pand van de schoenenwinkel was in 1820 het logement “Het Amsterdamse Veerhuis” gevestigd. Dat was toen al een oude naam, want het zeilschip op de gevelsteen geeft aan dat er in lang vervlogen tijden schepen werden gelost en geladen. Dat was mogelijk omdat er destijds een gracht, de Grobbe, midden door onze stad liep. Aan weerszijden daarvan lagen smallestraatjes. In de huizen woonden de burgers die van ’s ochtends vroeg tot ’savonds laat in de molens, de brouwerijen en de jeneverstokerijen werkten. Dat waren in Weesp in de achttiende eeuw de belangrijkste bestaansmogelijkheden.Daar hoorden ook timmerlieden, wagenmakers, kuipers, smeden en andere ambachten bij. Al die mensen bepaalden het stedelijk leven in het centrum rondom de Laurenskerk.Vanuit de toren klonken ieder uur de klokken en elk kwartier speelde het carillon een vrolijk deuntje. Wilde je Weesp uit, dan kon je met de trekschuit naar Amsterdam of andere plaatsen. Verzamelplaatsen waar vooral de vrouwen elkaar dagelijks ontmoetten, waren de waterpompen die her en der in de stad stonden. Daar haalden de vrouwen met houten emmers water voor de maaltijden. De pomp op de hoek van de Sleutelsteeg was zo’n verzamelplaats. Er werden buurtnieuwtjes uitgewisseld, geroddeld en het stadsnieuws aan een nadere beschouwing onderworpen. Maar ‘s avonds, als het donker werd, werd het stil inde stad. ’s Nachts kwam je niet buiten. Dan was de stad, zo meende men, bevolkt met ronddwalende boze geesten en schimmen uit het verleden. Dan bleef je liever thuis bij je gezin met kaarslicht of een olielampje.’


Ex-zeerover
‘Vooral bij de pomp aan de Grobbe was het goed mis. Als de Sint Laurens twaalf slagen sloeg, hoorden de bewoners van de huizen langs de gracht het gerammel van ketenen en het gerol van vaten over de keien. Ze huiverden bij het tumult van de kwade geesten uit een ver verleden en kropen iets dieper onder de dekens. Er werd gemompeld dat de geest van een zeekapitein de misdaad herhaalde die daar lang geleden had plaatsgevonden. Dat zat zo. In de zeventiende eeuw was de taveerne in bezit van een zeekapitein die, naar verluidt, in zijn jonge jarenzeerover was geweest. Toen de ex-zeerover ouder werd en het wat kalmer aan wilde doen, zocht en vond hij in Weesp een wat rustiger bedrijf aan de wal. Een beurtvaartbedrijf met een logement. Dat strookte met zijn natuurlijke aard.Maar ja, hoe gaat dat. Mensen die het avontuur beminnen, verliezen wel hun haren maar nooit hun streken. In Weesp wonende merkte de zeerover al gauw dat hij terecht was gekomen in een stad met, naar het scheen, eerzame ondernemers en onderdanige knechten. Maar er gebeurden ook dingen die het daglicht niet konden velen. Niemand weet dat beter dan kasteleins en scheepsbevrachters.’

Gestolen waar
‘De taveerne van de gepensioneerde zeerover werd goed bezocht. Door de bruggen en langs de grachten was het een komen en gaan van schepen en hun bemanningen.Er werd gelost en geladen, gehandeld, gekocht en verkocht. Zijn gelagkamer was altijd vol gasten. Op een avond kwamen er enkele mannen bij hem die vertelden dat zij een grote voorraad jenever hadden gekocht die ze zonder de stedelijke belasting te betalen wilden vervoeren. Dat de drank gestolen was, werd er niet bij gezegd.
Of de kastelein hen bij het vervoer van dienst kon zijn? Och, geen accijns.Zijn oude zeerovershart kon zich over die fraude geen zorgen maken.Gewetensbezwaren horen niet zo bij een oude piraat. Bovendien was de beloning niet kinderachtig. Men bereikte een akkoord. ‘s Nachts zouden de vaten in een schip worden geladen dat de volgende dag vertrok. Aldus geschiedde. Laat in de avond kwam er een schuit voor de wal die de lading op de kade plaatste en vervolgens werden de vaten langs een loopplank aan boord van een groter schip gerold. Alles verliep vlot, totdat een sergeant van politie in zijn slaap werd opgeschrikt door het ongewone nachtelijke lawaai en poolshoogte ging nemen. Bij de taveerne had hij beet. De kastelein probeerde hem nog uit te leggen dat het hier om een gewoon transport ging dat vroeg de stad uit moest, maar daar trapte de sergeant niet in. Hij wilde de papieren zien dat de stedelijke belastingen waren betaald. Dat nu, had hij beter niet kunnen doen. De mannen kregen ruzie. De ex-zeerover werd driftig. Er kwam een handgemeen en de sergeant werd zo hevig geraakt dat hij overboord viel en in de Grobbe verdronk. De kapitein schrok wel even, maar hij had in zijn vroegere leven wel meer mensen overboord geslagen.Dat brengt het leven als zeerover nu eenmaal met zich mee. Het schip werd verder geladen en vertrok de volgende morgen vroeg alsof er niets was gebeurd.’


Galgenveld
‘Maar toch klopte er iets niet. De eigenaar van de drank had ontdekt dat er een gedeelte van zijn handelswaar ontbrak. Daarover klagen kon hij natuurlijk niet,want ook zijn handelswaar was gestolen… Dat er drank was gestolen, ging de volgende dag in Weesp als een lopend vuurtje rond. De vrouwen hadden bij de pomp veel te bepraten. Want er was niet alleen brandewijn gestolen, ook de sergeant van politie was verdwenen. De autoriteiten hielden zich uitvoerig bezig met deze twee zaken. Eén raadsel was snel opgelost toen na enkele dagen het lijk van de politieman kwam bovendrijven. Toen men verder ging zoeken bleek dat hij in de buurt van de taveerne was geweest. Daar trof men vervolgens de vermiste drank aan. De kastelein werd meegenomen en opgesloten in de donkere kelders van het stadhuis. Op de rechtszitting werd hij veroordeeld tot de galg.Wegens de ernst van het misdrijf moest zijn lijk naar het galgenveld buiten Weesp worden gebracht waar het aan de vogels werd prijsgegeven. Sindsdien keerde in het donker van de nacht zijn gekwelde geest steeds naar de plaats van misdaad terug. Iedere nacht als de Sint Laurens het middernachtelijk uur had geslagen, weerklonk bij de stadspomp het rammelen van boeien en rolden de vaten weer over de keien. Nog vele jaren heeft men het tumult gehoord. Pas toen de Grobbe was gedempt werd  het stil…

(… Na de demping van de Grobbe in 1828 kreeg de straat een nieuwe naam: de Nieuwstraat)