Weesp

Sodom, Gomorra, Weesp? Nou nee, maar het stadje is wel degelijk op genot gebouwd.

Het zijn immers genotmiddelen die Weesp groot hebben gemaakt, middelen die ook beeldbepalend zijn geweest voor het stadje op een steenworp afstand van Amsterdam. Bier, jenever, sigaren, brandewijn en chocolade; onder hun invloed heeft deze parel aan de Vecht haar glans gevonden. Eeuwenlang zorgen ze voor economische groei. Deze nijverheid maakt de gemeente tot ver buiten Nederland bekend.

Wesepe
Wesepe, zoals de stad wordt genoemd in middeleeuwse oorkonden, is in de vijftiende eeuw vooral bekend vanwege haar lakenweverijen. Het is een naam die staat voor weideland waardoor een rivier stroomt. Tot in de tweede helft van de zestiende eeuw is het armoe troef in Wesepe. Eigenlijk is het een kale, groene vlakte, waar boeren vooral van hun eigen land leven, wat ruilen of honger lijden. Dan komt iemand op het lumineuze idee het water en de weilanden met elkaar te verbinden tot een gouden en schuimende combinatie: bier.
De Vecht. Mout en graan van het land. Nu alleen nog molens om te malen. Er komen betere tijden aan: bier helpt Weesp in de vaart der volkeren. De molens houden dit letterlijk en figuurlijk draaiende.

1688
De Gouden Eeuw, vooral gevierd rond de grachten van Amsterdam, gaat dof en treurig voorbij aan Weesp. De bier-ader bloedt leeg door godsdiensttwisten. Slechts vijf katholieke brouwerijen blijven bestaan. Pas vanaf 1688 gaat het beter, na een verbod op de invoer van brandewijn uit Frankrijk. De branders in het Vestingstadje ruiken hun kans en stropen hun mouwen op. Een welkome groeimarkt is gevonden.

Stadhuis
Tussen 1772 en 1776 werd een nieuw stadhuis gebouwd. Het stadhuis aan het Grote Plein is betaald met accijnzen en belasting, geheven op de alcoholische producten. De Weespers hadden zo hun eigen stadhuis als het ware bij elkaar gedronken. Ook zaten de rijkste stokers en brouwers in de zogeheten stadsregeringen van de gemeente.

Als je goed kijkt in de burgemeesterskamer zie je dat de meeste op schilderijen vereeuwigde voorgangers van de huidige burgervader een wat rode neus hebben, wat het idee geeft dat ze continu op hoogte waren of hun gedistilleerde handelswaar van goede kwaliteit was.

Er is een burgemeester geweest die naast zijn werk voor de gemeente een bierbrouwerij had; een ander was directeur van een jeneverstokerij. De traditie van het stadsbestuur leert dat Weesper burgemeesters van een glaasje hielden, maar tot in de achttiende eeuw komt de inhoud uit de eigen zaak.

Cacao
Het bestuur van Weesp wilde zijn succes graag tonen aan de inwoners met hun prestigieuze stadhuis. De huizen die voor en na de bouw het uitzicht op dit gebouw belemmerden, waar nu het plein is, moesten wel nog even tegen de vlakte om vrij zicht te bieden op de pracht en praal.
Later werd ook besloten dat alle met restproducten van bier en jenever vetgemeste varkens beter niet meer los door de straten moesten lopen.

De varkensmesterijen waren toen al decennia beeldbepalend voor Weesp, tot de gemeente bekend werd door haar chocolade, wat tot 1828 eigenlijk geen genot was om te eten. Het was heel vet en daarmee lastig te verteren. De cacao lag zwaar op de maag.

Coenraad van Houten was dat jaar de uitvinder van het veel minder vette cacaopoeder, waarmee ook eenvoudiger chocolademelk kon worden gemaakt. Na het openen van zijn fabriek in het centrum van Weesp begon een succesverhaal.

Chocolade
Van Houten liet meerdere fabrieken bouwen. Rechts van de Van Houten-kerk, als je naar buiten loopt, stond in de achttiende eeuw een grote fabriek. Hier werd voor de productie van de chocolade gebruik gemaakt van een stoommachine, die eerder werd gebruikt door een wasserij. Aan de overkant van de gracht werd een voormalige jeneverstokerij door Van Houten gebruikt, zodat het bedrijf steeds meer kan produceren om te voldoen aan de groeiende vraag. Aan het begin van de 20ste eeuw werkt een op de zeven Weespers in de cacao-industrie.

Accijnzen
Dat valt op aan de geschiedenis van Weesp: er zijn telkens overlappende perioden waarin het ene of andere middel voor werkgelegenheid zorgt en voor een belangrijk deel het straatbeeld bepaalt. Vaak komt de productie van het middel uit fabrieken waar de voorliggende economische motor ook al vandaan kwam, want jenever komt steeds vaker uit Schiedam.

Ironisch genoeg hebben de hoge accijnzen, die het Weesper stadhuis mogelijk maakten, het belastingvriendelijker Schiedam alle wind in de zeilen gegeven. Gelukkig werd chocola de nieuwe economische motor van de stad.

Het is boeiend te zien dat vier Van Houten-directeuren in de gemeenteraad zaten, net als voor hen de bazen van brouwerijen en stokerijen. Zo was het niet lastig de latere Abbott-fabrieken aan de rand van Weesp ook buiten de gemeentegrenzen te bouwen. Het grote, economische belang woog natuurlijk ook zwaar mee in het besluit dat enorme terrein van de grond te krijgen.

Casparus-villa
Een van de fysieke herinneringen aan de Van Houten-tijd is de Casparus-villa, wat nu een appartementencomplex is. Casparus, de zoon van Coenraad van Houten, liet deze villa bouwen toen het bedrijf al jaren groeide. Van Houten werkte indertijd samen met Philips-Duphar aan de productie van vitamine D. Door de vitamine te verwerken in chocoladepastilles krijgen kinderen dit binnen. De fabriek waar de pastilles aan het begin van de twintigste eeuw werden gemaakt, staat er nog steeds.

De Casparus-villa moest een heel riante woning worden: het grootste huis van Weesp. Het bouwen van dit huis duurde evenwel te lang voor Casparus. Hij kwam te overlijden in 1901, wanneer de villa net wordt opgeleverd. In het koetshuis van de villa heeft nog een restaurant gezeten.

Nijverheid
Al met al heeft de nijverheid Weesp een grote dienst bewezen. Verder heeft dit stadje, gemeten naar het aantal inwoners, nog steeds meer cafés dan Amsterdam. Helaas is geen enkele kroeg meer in handen van een gepensioneerde zeerover, zoals dat in de zeventiende eeuw in het pand waar verfwinkel Hennipman nu zit, het geval was. Het ging om een zeerover die zijn oude streken niet verloor als kroegeigenaar, want op een nacht probeerde hij vaten jenever via het water naar Amsterdam te smokkelen. De veldwachter die zijn handeltje ontdekte, moest dat bekopen met zijn leven.

Rechtvaardigheid
Nog tientallen jaren werd gezegd dat het spookt rond de waterpomp waar de veldwachter niet kon voorkomen dat er vaten in een boot werden gerold. De mythe ging een eigen leven leiden. Veel inwoners van het stadje vermeden voortaan een deel van de Oudegracht en de Sleutelsteeg.

De zeerover werd bestraft voor zijn misdaad. Aan het eind van de straat was de rechtbank gevestigd in het stadhuis. Hij moest door een houtbewerkte deurpost vol schedels en beenderen naar de kelder lopen om te wachten op het oordeel. Hij kwam er niet vanaf met een werkstraf.